Maart 2014
De Voorzieningenrechter van de Rechtbank Amsterdam oordeelde recent in kort geding dat een aandeelhouder de overige aandeelhouders mag houden aan de aandeelhoudersovereenkomst ondanks het feit dat in de statuten van de vennootschap een andersluidende bepaling staat. Wat speelde er?
Bij brief wordt (eiseres in conventie en verweerster in reconventie) Kekk B.V. (“Kekk”) statutair bestuurder en (25%) aandeelhouder van RedBlue IT Professionals B.V. (hierna: “RedBlue”) uitgenodigd voor een algemene vergadering van aandeelhouders van RedBlue waarbij op de agenda o.m. is opgenomen het voorgenomen ontslag van Kekk als statutair bestuurder. Nadien is deze vergadering eerst uitgesteld en vervolgens werd besloten de vergadering niet door te laten gaan en voor onbepaalde tijd uit te stellen. Nadien heeft de raadsvrouw van Kekk gedaagden in deze procedure gesommeerd tot nakoming van artikel 3.9 van de aandeelhoudersovereenkomst waarin staat: “Een besluit tot ontslag van een Bestuurder zal door de AVA uitsluitend worden genomen met unanimiteit van de stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste aandelenkapitaal vertegenwoordigd is”. Kekk vordert vervolgens bij de voorzieningenrechter een verbod tot het nemen van een besluit tot ontslag van Kekk als statutair bestuurders van RedBlue.
Kekk baseert haar vordering op artikel 13 lid 3 van de statuten van RedBlue waarin het navolgende is bepaald: “Voor de benoeming, schorsing en ontslag van bestuurders geldt dat een besluit slechts kan worden genomen met een meerderheid van 2/3 van het aantal uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigende de helft van het geplaatste kapitaal, een en ander zoals bedoeld in artikel 244 lid 2 Boek 2 Burgerlijk Wetboek.”
Echter artikel 3.9 van de aandeelhoudersovereenkomst van RedBlue bepaalt daarentegen dat een besluit tot ontslag van een bestuurder door de AvA uitsluitend kan worden genomen met unanimiteit van de stemmen in een vergadering waarin het gehele geplaatste aandelenkapitaal vertegenwoordigd is.
Kekk stelt dat artikel 3.9 van de aandeelhoudersovereenkomst welbewust in de overeenkomst is opgenomen om te voorkomen dat een bestuurder tegen zijn wil in zou kunnen worden ontslagen, waarna ook de managementovereenkomst direct en zonder enige vergoeding zou kunnen worden opgezegd. Uitdrukkelijk is hiermee beoogd van de statuten af te wijken. Voorts is in artikel 13 lid 4 van de aandeelhoudersovereenkomst bovendien uitdrukkelijk bepaald dat bij strijd met de statuten de aandeelhoudersovereenkomst prevaleert.
Gedaagden voeren verweer door te stellen dat artikel 3.9 van de aandeelhoudersovereenkomst enkel is opgenomen om fiscale redenen. Voorts stellen zij dat van begin af aan duidelijk was dat de inhoud van artikel 3.9 van de aandeelhoudersovereenkomst in strijd was met artikel 13 lid 3 van de statuten en met de dwingendrechtelijke bepaling van artikel 2:244 lid 2 BW (die correspondeert met de statuten). Artikel 2:14 BW bepaalt dat strijd met een dwingendrechtelijke bepaling leidt tot nietigheid van het besluit. Volgens gedaagden gaat de statutaire bepaling dan ook voor op de bepaling in de aandeelhoudersovereenkomst. Dit leidt volgens gedaagden tot de conclusie dat Kekk als bestuurder kan worden ontslagen zonder dat hij hiermee instemt.
De voorzieningenrechter dient vervolgens te oordelen over de vraag hoe artikel 13 lid 3 van de statuten en artikel 3.9 van de aandeelhoudersovereenkomst zich tot elkaar verhouden. De Voorzieningenrechter oordeelt dat als uitgangspunt geldt dat artikel 2:244 lid 2 BW meebrengt dat de bepaling dat een besluit tot ontslag van een bestuurder alleen met unanimiteit van stemmen kan worden genomen, niet in de statuten van een besloten vennootschap kan worden opgenomen. Dit laat naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onverlet dat een dergelijke afspraak in de aandeelhoudersovereenkomst kan worden opgenomen. Niet valt in te zien dat nakoming van een dergelijke afspraak niet zou kunnen worden gevorderd.
Afspraken die zijn neergelegd in een aandeelhoudersovereenkomst werken op grond van artikel 2:8 BW (de redelijkheid en billijkheid van de organisatie) immers door in de vennootschappelijke rechtsverhouding. Dat het belang van de aandeelhouders bij nakoming van de aandeelhoudersovereenkomst niet altijd parallel loop met het vennootschappelijk belang, doet aan de gebondenheid van de aandeelhouderovereenkomst niets af. Dit neemt niet weg dat zich bijzondere omstandigheden kunnen voordoen die ertoe kunnen leiden dat de onverkorte nakoming van een aandeelhoudersovereenkomst op grond van artikel 2:8 lid 2 BW niet van naleving van de aandeelhoudersovereenkomst, afgezet tegen het daarmee gediende aandeelhoudersbelang in onaanvaardbare mate wordt geschaad.
Van bijzondere omstandigheden op grond waarvan Kekk dit niet zou kunnen doen, is in dit geding onvoldoende gebleken. De voorzieningenrechter verbiedt gedaagden dan ook om, totdat de rechter anders beslist, in de aandeelhoudersvergadering van RedBlue of buiten die vergadering het besluit te nemen tot ontslag van Kekk als statutair bestuurder van RedBlue.
Loopt u tegen soortgelijke vraagstukken aan waar de voorzieningenrechter in deze casus mee werd geconfronteerd en wenst u daarover juridisch advies te verkrijgen? Mail dan naar info@lawton.nl of bel 088- 9 10 11 12.
Voorzieningenrechter Rechtbank Amsterdam 16 januari 2014, datum publicatie: 23 januari 2014: zie http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBAMS:2014:193
© Lawton Advocaten 2014
Dit bericht is puur informatief van karakter. Aan de inhoud van dit bericht kunnen geen rechten worden ontleend. De inhoud van dit bericht geldt niet als juridisch advies. Voor het gebruik hiervan is Lawton niet verantwoordelijk.
De huidige berichten zijn gefilterd op een categorie.
Klik hier om alle nieuwsberichten te bekijken.